Raad van State | 2020
Raad van State over ministeriële verantwoordelijkheid brengt een ongevraagd advies uit inzake ministeriële verantwoordelijkheid. Uitleggen wat de overheid doet en waarom ze doet wat ze doet: het is belangrijker dan ooit.
Of het nu gaat om de veiligheid van de Stint, de cijfers over zware criminaliteit onder asielzoekers, de zeventig burgerdoden in Irak, het uitkeren van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst of, nog recenter, de vraag of de overheid voldoende voorbereid was op de coronacrisis: steeds spitst het debat zich op de vragen toe, wat is de relevante informatie en is deze voor iedereen beschikbaar? En wie kan op dit alles worden aangesproken? Is dat de betrokken bewindspersoon of zijn het anderen? Hoe zit het met de ambtelijke verantwoordelijkheid en deskundigheid? Heeft de Tweede Kamer voldoende grip?
Samenspel tussen Kamerleden, kabinet en ambtenaren moet beter
In de kern raken deze vragen de werking van de ministeriële verantwoordelijkheid. Gegeven de grote maatschappelijke en politieke veranderingen van de laatste decennia is publieke aanspreekbaarheid door middel van de ministeriële verantwoordelijkheid relevanter dan ooit. Om deze goed te laten werken, is een transparant en correct samenspel nodig tussen Kamerleden, kabinet en ambtenaren.
Raad van State advies verantwoordelijkheidtekst
Aanbevelingen
Hoewel er niet direct gemakkelijke oplossingen zijn om de knelpunten rond de ministeriële verantwoordelijkheid op te lossen, kunnen Kamerleden, kabinet en ambtenaren alleen samen ervoor zorgen dat dit verandert. Want “de spelregel van de ministeriële verantwoordelijkheid is relevanter dan ooit en kan niet worden gemist of worden ingewisseld voor iets anders”, aldus vice-president Thom de Graaf.
De Raad van State vijf aanbevelingen:
- Breng de informatiehuishouding van de overheid op orde, zodat ook de informatievoorziening aan het parlement verbeterd kan worden (inlichtingenplicht).
- Maak de afspraken over contacten tussen Kamerleden en ambtenaren helder; wees daar ontspannen over.
- Verbeter het inhoudelijk, ambtelijk vakmanschap; wees zuinig op ambtenaren in de uitvoering.
- Wees terughoudend met het neerleggen van allerlei taken bij onafhankelijke instellingen; dat beperkt de mogelijkheid van democratische controle te veel.
- Als een minister niet wettelijk bevoegd is op een onderwerp, moeten de Kamers dat respecteren; voorkom schijnvertoningen.
Eén van de adviezen gaat over de uitvoering (p. 78):
‘Regering en parlement dienen bij de voorbereiding en totstandkoming van regeerakkoord en van wetgeving systematischer aandacht te besteden aan de uitvoerbaarheid en daarover publiekelijk verantwoording af te leggen. Uitvoeringstoetsen dienen verplicht te worden gepubliceerd.’