Nederland Droogteland

Van waterschaarste en bodemdaling tot regentuinen en hoogwaterboerderijen

René Didde | 2021, Uitgeverij Lias

Eeuwenlang ontworstelde Nederland zich met succes aan het overvloedige water. Er werden dijken gebouwd, waterkeringen aangelegd en land op het water veroverd. Nu kampt Nederland met langdurige droogteperioden. De bodem verzilt en verdroogt, ondanks dat er ook perioden van extreme neerslag zijn. Hoe kan dat? En vooral: hoe lossen we het op? 

In Nederland Droogteland reist milieujournalist René Didde langs droge beken en dorre landschappen, verdiept zich in vele onderzoeken en spreekt met bezorgde én vooruitziende experts. Wat zijn de oorzaken van verdroging en verzilting? Wat zijn de effecten op de natuur? Wat merkt de douchende burger? Hoe worstelen de landbouw, de scheepvaart en de industrie met de extreem lage waterstanden? Wat te doen met botsende belangen? En: hoe ziet het waterbeheer van de toekomst eruit in het veranderende klimaat?

René Didde laat de kansen en mooie initiatieven in de strijd tegen de droogte zien en is optimistisch: Nederland vindt een nieuwe balans tussen nat en droog.

Website Nederland Droogteland

Bibliografie

Didde, R. (2021) Nederland Droogteland: Van waterschaarste en bodemdaling tot regentuinen en hoogwaterboerderijen. Amsterdam: Uitgeverij Lias.

Gezocht: Diplomatieke amokmaker

Perspectieven op de toekomst, aan de vooravond van de benoeming van de derde deltacommissaris

Kees Lambregtse, Roland Heijnen, Jasper Groebe, Babs van den Broek | 2023, NSOB

De wateropgave is diepgeworteld in de geschiedenis van ons land. Nederland leeft met water. We wanen ons veilig achter de dijken, maar misschien is dat wel te lichtzinnig gedacht. Het water blijft ons immers geregeld verrassen. Water raakt ons allemaal. Dat was de reden waarom wij met z’n vieren voor deze eindopdracht kozen: het onderzoek naar de rol en positie van de deltacommissaris.

De dijken langs de grote rivieren hielden het ternauwernood, maar op 30 januari brak de dijk langs de Dommel bij Den Bosch door, waardoor de achterliggende polder en de rondweg A2 onderliepen. De 180.000 inwoners van de Bommelerwaard en lage delen van de Betuwe werden geëvacueerd. Een gigantische operatie. Op 1 februari werd het kritiek bij Ochten, toen de Waaldijk daar ging schuiven. Op 2 februari werd bij Lobith een topstand van 16,68+NAP gehaald. Daarna ging het water zakken, maar het duurde nog dagen voor het gevaar helemaal was geweken. Het besef dat we bij extreem weer helemaal niet zo veilig achter de dijken zijn, dreunde nog tijden na.
Een spannend verhaal van vroeger, zo lijkt het, maar niets is minder waar. Hoe lang zijn we nog veilig achter de dijken? Mogelijk is de zeespiegel over 50 jaar meer dan een meter gestegen. Terwijl bij de bouw van de indrukwekkende Deltawerken rekening gehouden is met een zeespiegelstijging van 40 centimeter. Dat maakt het vraagstuk van het water urgenter en politieker dan het lang is geweest.

Samenvatting

Door de staf Deltacommissaris is de vraag gesteld hoe de rol en positie van de Deltacommissaris is te borgen of te versterken in het licht van steeds urgentere opgaven. Een zeer actuele vraag aan de vooravond van de benoeming van de derde deltacommissaris.

In de periode januari – juni 2023 hebben we het onderzoek uitgevoerd: “Welk advies is te formuleren over de positionering van het instituut deltacommissaris, in het licht van de beoogde ambities, de veranderende water- opgaven en de publieke waarde die de deltacommissaris realiseert?”
In dit adviesrapport beschrijven wij allereerst de ontstaansgeschiedenis, het institutionele speelveld en de ontwik- keling van het instituut in de tijd. We schetsen met welk doel de deltacommissaris is ingesteld en hoe de wetgever heeft nagedacht over de positionering. We beschrijven de positie van de deltacommissaris binnen het institutionele systeem van partijen die samenwerken aan opgaven op het vlak van waterveiligheid, zoetwater en klimaatadaptatie. We onderzoeken hoe organisaties met elkaar samenwerken door te kijken naar de interactie tussen personen. Hierin is de publieke waarde van de deltacommissaris de rode draad. Dit alles geeft inzicht in mogelijke interventies voor verandering.

We hebben hiervoor een theoretische lens gecreëerd om met scherpe blik naar de deltacommissaris en zijn omgeving te kunnen kijken en de gelaagdheid van waarde, rol en positie van het instituut in beelden te vangen. Daarbij baseren wij ons op concepten en invalshoeken uit de ‘institutionele theorie’; een stroming binnen de bestuurskunde en organisatiewetenschappen. Naast literatuurstudie spraken we met zo’n veertig stakeholders, zaten we als ‘fly on the wall’ bij werkoverleggen van de staf en namen we deel aan een watercongres en werkbezoeken van de deltacommissaris. Deze activiteiten leverden ons naast pakkende metaforen een rijk palet van beelden op.

Op basis van onze institutionele analyse met behulp van vele citaten uit de interviews brengen we in dit rapport de publieke waarde in beeld die de deltacommissaris levert. De spanningen, dilemma’s en paradoxen die in het systeem aanwezig zijn tekenden we op. Uit de literatuur en de gesprekken filteren we kernbegrippen die we als ‘sensitizing concepts’ gebruiken. Op deze manier komen we tot vier richtinggevende ontwikkelperspectieven die we beschrijven aan de hand van passende metaforen: Zekering, Vuurtoren, Klimaatcommissaris en Hefboom. Deze perspectieven bieden aanknopingspunten om waarden bespreekbaar te maken die moeten worden geborgd of versterkt in het systeem en stellen daarbij de vraag of de deltacommissaris hierin een rol moet spelen.

Uit de gesprekken komt een kleurrijk beeld naar voren van publieke waarden die aan de deltacommissaris worden toegedicht. Soms zijn die beelden tegenstrijdig. Daaruit blijkt dat de publieke waarde van de deltacommissaris op heel verschillende manieren wordt beleefd. Zeker is dat de waarde van de deltacommissaris alom wordt gezien. Dat biedt een kans, maar hieraan zit ook een risico: de verschillen kunnen tot een ambigu en diffuus profiel leiden. Dit maakt het noodzakelijk om samen met partners hier scherpte in aan te brengen en keuzes te maken. Op die manier kan worden voorkomen dat de deltacommissaris van alles is – en daarmee van niets.

Alles overziend is het niet passend om één allesomvattend antwoord te geven op de vraag naar de toekomstige positionering van de deltacommisaris. We geven dus geen advies voor één specifieke ontwikkelrichting met een daarbij passend stappenplan en handelingsrepertoire. Wij geven in figuur 1 met vier perspectieven de richtingen aan waarin de (nieuwe) deltacommissaris zich kan ontwikkelen. De perspectieven vormen een agenda voor ‘het goede gesprek’ dat wij nodig achtten, in het bijzonder tussen het Ministerie van IenW en de deltacommissaris. In dat goede gesprek ligt de kiem voor verandering.

Download rapport

Water: Bend the Trend

PBL Netherlands Environmental Assessment Agency / Planbureau voor de Leefomgeving | 2023

This study The Geography of Future Water Challenges – Bending the trend shows that there is a great urgency to tackle global water and climate adaptation issues. This will require radical changes in the thinking about the value of water and in policy development worldwide, not only within the water sector itself, but also in adjacent sectors, such as agriculture, industry, energy, urban development, infrastructure and spatial planning, and nature.

The study concludes that required changes in policy development are necessary and comes with formulating nine critical and conditional steps to break away from business-as-usual approaches and really bend the trend, from a local to a global level:

Increase the level of urgency

  • Acknowledge the importance and pivotal role of water
  • Valuing water: broaden the scope
  • Start now, but plan way beyond 2030 and be adaptive

Innovate approaches

  • Let water be leading: adopt a river-basin and ecosystem-based approach
  • Envisioning the future: develop high ambition pathways
  • Improving policy coherence

Improve global governance

  • Strengthening global water governance and capacity
  • Scaling up funding for water and climate adaptation
  • Building a shared water agenda and process to create perspective

With a central role for water, the study explores pathways to reduce water and climate risks in four types of ‘hotspot landscapes’: river basins, deltas and coasts, drylands, and cities.

Water is linked to all Sustainable Development Goals (SDGs). Addressing water- and climate-related challenges from a ‘water’ perspective is projected to contribute in many ways to the SDGs and thus to sustainable development, as this study shows.

In their 2022 report the IPCC concluded that the increasing climate risks require urgent attention and climate adaptation efforts worldwide, and that transformational approaches are needed yet hardly found. On page 14 the related risks are summarised.

Despite a growing world population, a growing economy and further climate change, the study shows that much can be accomplished with respect to reducing water use by households, industries and agriculture, the risk of flooding by rivers and the sea, and water pollution and ecological deterioration.

In addition, land subsidence in delta areas can be countered, food production in dryland areas can be doubled with half the water use, and the risk of local and cross-border conflict can be greatly reduced. A wicked sustainability problem is the construction of new dams; while contributing to the production of renewable energy, dams also have a negative impact on the hydrodynamics and sediment flows in rivers as well as on ecological quality.

pbl-2023-geography-of-future-waterchallenges-bending-trend-4376
tekst

Download report

Een waterschap voor het waterbeheer van de toekomst

Myrthe van Delden, Johan Oudega, Martijn van der Steen en Marise van ’t Wout | 2023

“In 2023 zijn opnieuw Waterschapsverkiezingen in Nederland. In de aanloop naar die verkiezingen voerden de waterschappen met elkaar een strategisch gesprek over de uitdagingen die er op waterschappen afkomen, over de kansen die er liggen en over de onzekerheden die er zijn. Ze zijn in gesprek gegaan over hoe waterschappen, vanuit hun sleutelrol in het veilig, leefbaar en veerkrachtig houden van Nederland, zich het beste zouden kunnen organiseren en profileren. Om met dit gesprek de publieke waarde waar ze voor staan ook in een sterk veranderende tijd te blijven realiseren. Dat gesprek kreeg vorm in een strategie-expeditie met een afgevaardigde van elk waterschap. Deze notitie is een reflectie op dat proces van strategie als gedeelde betekenisgeving door de waterschappen.

Het verkennen van de toekomst en het ontwikkelen van strategie om daar mee om te gaan, betekent het omgaan met inherente onzekerheid. De toekomst ‘is’ nog niet. Er kunnen geen metingen over verricht worden en het is ook nooit met zekerheid te zeggen hoe de toekomst zal zijn. Dat betekent dat het nodig is om de onzekerheid in alle mogelijke vormen te onderkennen.

Daartoe kunnen drie samenhangende stappen worden gezet: signaleren, interpreteren en anticiperen. Signaleren welke ontwikkelingen (ver weg en dichterbij) op de waterschappen afkomen; deze ontwikkelingen kunnen interpreteren zowel vanuit meer en beter (en verlengde van het heden) evenals vanuit anders (discontinuïteit); en het organiseren van omgaan met (on)voorspelbare verrassingen. Omgaan met het onbekende is een belangrijk onderdeel van strategie. Het gaat dan om het vermogen om te anticiperen op dat wat we nog niet weten.

Deze manier van nadenken over de toekomst van het waterschap leidt ook tot de constatering dat maakbaarheid een woord is dat lange tijd centraal heeft gestaan in het doen en denken van de waterschappen – en het mogelijk nog steeds vaak doet – maar dat aan die maakbaarheid een grens lijkt te zitten. Er ontstaan scheurtjes in het verhaal van door waterschappen verzorgde zekerheden. Kleine – en soms grotere – incidenten maken zichtbaar dat niet alles (meer) maakbaar, kenbaar of voorspelbaar is. Het antwoord van de waterschappen – ‘we gaan het fixen’ – zoals dat lange tijd is geweest, lijkt dus niet (altijd) meer passend. Om ruimte te maken voor het omgaan met onzekerheid, met grote ontwikkelingen zoals klimaatverandering, is een nieuw strategisch verhaal nodig.

Strategie voor een onzekere toekomst vereist ruimte voor dilemma’s. Het verhaal van het waterschap is meer dan ooit een verhaal van het omgaan met dilemma’s, Het is een verhaal van en-en: een waterschap voor de toekomst omarmt zowel de zekerheden als de onzekerheden. In de zoektocht naar dat nieuwe verhaal hebben we in deze strategie-expeditie betekenis gegeven aan verschillende trends en ontwikkelingen in de omgeving van de waterschappen. Gezamenlijk hebben de waterschappen kiemen en signalen van dynamiek in beeld gebracht, die ze hebben doordacht vanuit continuïteit, maar ook vanuit discontinuïteit en mogelijke disruptie. De vragen daarbij waren steeds: welk waterschap is nodig voor het waterbeheer van de toekomst? De opbrengst van dat traject is niet de routekaart voor de toekomst, maar strategie als gedeelde betekenis: een gedeeld verhaal om met een open vizier en ambitie de toekomst tegemoet te treden.”

NSOB 2023 Een Waterschap voor het waterbeheer van de toekomst

Systeemrobuustheid in het waterbeheer

Over het voorkomen van onacceptabele schade

Marjolein Mens | 2015

De maatschappelijke gevolgen van overstromingen en droogte nemen toe Overstromingen en droogte hebben wereldwijd steeds grotere maatschappelijke gevolgen. Ook neemt de kans op deze gebeurtenissen waarschijnlijk toe door klimaatverandering. Waterbeleid richtte zich tot op heden op het voorkómen van overstromingen of droogte, door bijvoorbeeld dijken te bouwen of reservoirs aan te leggen. Het is echter praktisch onmogelijk om 100% bescherming te bieden. Dit besef heeft in de afgelopen decennia geleid tot een risicobenadering. Dit houdt in dat beleid zich niet alleen richt op het beschermen van extreme gebeurtenissen, maar ook op het beperken van de gevolgen, om zo overstromingsrisico en droogterisico te beperken.

Risicobenadering heeft beperkingen
Met de risicobenadering worden extreem grote gevolgen niet voorkomen, ook al is de gemiddelde jaarlijkse schade (= het risico) gereduceerd tot een acceptabel niveau. In termen van risico is tien jaar lang 100 slachtoffers per jaar vergelijkbaar met eenmalig 1000 slachtoffers in dezelfde periode. Dit laatste heeft alleen een grotere maatschappelijke impact. Extreem grote gevolgen die in één keer optreden worden onacceptabel gevonden als herstel hiervan heel moeilijk of zelfs onmogelijk is. Dit betekent dat niet alleen het risico maar ook de potentiële gevolgen van extreme gebeurtenissen gereduceerd moeten worden tot een acceptabel niveau. Dit geldt voor gevolgen van zowel overstromingen als droogte. Het ontbreekt echter aan methodes om het voorkomen van extreme gevolgen van overstromingen en droogte (rampen) mee te nemen in beleidsvorming.

Een andere beperking van risico als beleidscriterium is dat het aannames vraagt over herhalingstijden van hoogwaters en droogte, omdat deze onzeker zijn. Herhalingstijden worden bepaald met meetreeksen van bijvoorbeeld waterstanden of neerslag en met statistische technieken. De meetreeks is meestal niet lang genoeg om de herhalingstijd van kleine-kans-gebeurtenissen met zekerheid te bepalen. Hoe risico’s zich ontwikkelen in de toekomst is nog onzekerder, omdat niet exact te voorspellen is hoe het klimaat en de economie zich ontwikkelen. Door al die onzekerheden is het dus ook onzeker of een voorgestelde maatregel het gewenste effect op het risico zal hebben. Dit is nog een reden om aanvullende beleidscriteria die beter met onzekerheid kunnen omgaan te verkennen.

Robuustheid als nieuw perspectief voor het omgaan met extreme gebeurtenissen

Het begrip robuustheid lijkt een bruikbaar begrip voor het omgaan met extreme gebeurtenissen. Dit begrip is bekend uit andere vakgebieden, waar het wordt gebruikt in relatie tot systemen en netwerken, bijvoorbeeld verkeersnetwerken, elektriciteitsnetwerken of computers. Als deze systemen robuust zijn blijven ze functioneren in geval van een ongeluk of storing. Een gebied dat is blootgesteld aan overstromingen of droogte is ook een systeem. Als een gebied robuust is voor overstromingen en/of droogte, dan kan het blijven functioneren ondanks dat het is ondergelopen of ondanks langdurige droogte. Als een gebied kan blijven functioneren is het waarschijnlijk dat gevolgen beheersbaar blijven en echte rampen worden voorkomen. In dit proefschrift is het begrip (systeem)robuustheid toepasbaar gemaakt voor overstromingen en droogte door middel van robuustheidscriteria, die zijn getest in vier casestudies. Uit deze casestudies is gebleken dat het meenemen van robuustheidscriteria tot andere beleidskeuzes kan leiden. Het biedt daarmee een nieuw perspectief voor het omgaan met extreem hoogwater en langdurige droogte.

Robuustheid = weerstand + veerkracht

In dit proefschrift is systeemrobuustheid gedefinieerd als het vermogen van een systeem om te blijven functioneren tijdens verschillende mate van verstoring. Overstroming en droogte worden gezien als verstoringen op een systeem (gebied). ‘Blijven functioneren’ betekent dat er geen schade optreedt of dat de schade beperkt blijft en het gebied weer snel herstelt. Het vermogen van een systeem om schade te voorkomen wordt weerstand genoemd.

Het vermogen om te herstellen van schade wordt veerkracht genoemd. Robuustheid is het resultaat van deze twee eigenschappen. Door het analyseren van robuustheid wordt duidelijk onder welke omstandigheden gevolgen gaan optreden en onder welke omstandigheden gevolgen niet meer herstelbaar zijn. 

Drie criteria om robuustheid te kwantificeren

Robuustheid kan nu geanalyseerd worden door middel van drie robuustheidcriteria. De volgende criteria helpen de reactie van een systeem op een verstoring te beschrijven: 

    1. Weerstand: de ‘reactiedrempel’ van het systeem.
    2. Proportionaliteit: de mate waarin gevolgen geleidelijk optreden.
    3. Beheersbaarheid: de mate waarin de gevolgen onder een kritische herstelgrens blijven.

Het eerste criterium verwijst naar de kleinste verstoring die tot significante schade leidt. Bij overstromingen is dit bijvoorbeeld de laagste afvoer die schade veroorzaakt. Dit wordt vooral bepaald door het beschermingsniveau tegen overstromingen. Bij droogte is de verstoring bijvoorbeeld neerslagtekort. Weerstand kan dan uitgedrukt worden in de kleinste hoeveelheid neerslagtekort die schade veroorzaakt. 

Het tweede criterium komt voort uit het plotselinge karakter van een overstroming, bijvoorbeeld als een dijk doorbreekt. Een kleine toename van de afvoer leidt dan ineens tot een grote overstroming met grote gevolgen. Het uitgangspunt is dat plotselinge gebeurtenissen meer impact hebben, omdat mensen zich daar niet op voor kunnen bereiden. In een robuust systeem moeten plotselinge overstromingen en droogte dus vermeden worden. 

Het derde criterium vergelijkt de gevolgen met een kritische herstelgrens. Deze herstelgrens verwijst naar de fysieke en sociaaleconomische capaciteit van een gebied om zich te herstellen van de gevolgen van een overstroming of droogte. Als de gevolgen groot zijn ten opzichte van de herstelcapaciteit dan zal het lang duren voordat een gebied weer kan functioneren zoals voor de overstroming of droogte. Hoe langer de hersteltijd hoe groter de gevolgen op de lange termijn. Door een kritische grens te trekken wordt het mogelijk om te beoordelen onder welke omstandigheden deze kritische grens wordt overschreden.

Beleidsvoorkeuren veranderen door robuustheidsperspectief

Bij het maken van beleid over overstromingsrisico’s is het gebruikelijk om maatregelen te beoordelen op hun effect op overstromingsrisico in relatie tot hun investeringskosten (als onderdeel van een maatschappelijke kosten-batenanalyse). Overstromingsrisico wordt dan uitgedrukt als verwachtingswaarde van de schade. Ten opzichte van dit risicocriterium hebben de robuustheidscriteria een meerwaarde, omdat niet alle maatregelen die het risico verlagen ook de robuustheid vergroten. Met andere woorden: sommige maatregelen veranderen het systeem zodanig dat het beter kan omgaan met grote overstromingen. Dit is aangetoond in twee casestudies over overstromingen vanuit de IJssel en de Maas. Robuustheidcriteria kunnen dus tot andere beleidsvoorkeuren leiden.

Bij het maken van beleid over zoetwatervoorziening is het gebruikelijk om maatregelen te beoordelen op hun effect op leveringszekerheid van water. Leveringszekerheid als criterium is echter beperkt omdat het alleen iets zegt over de kans dat watertekort optreedt en niets over de maatschappelijke gevolgen hiervan. De robuustheidscriteria hebben dan een meerwaarde, omdat de maatregelen ook beoordeeld worden op de gevolgen van een eventueel watertekort, en of deze gevolgen nog acceptabel zijn. Ook de twee casestudies over droogte hebben aangetoond dat een beoordeling op basis van robuustheid tot andere beleidsvoorkeuren kan leiden.

Hoe ziet een systeem eruit dat robuust is voor overstromingen?

Systemen met een hoog beschermingsniveau dat overal gelijk is (zoals in het Nederlandse rivierengebied) hebben een grote weerstand tegen afvoeren. Ze zijn daarmee alleen niet automatisch robuust voor extreme afvoeren, omdat deze afvoeren plotselinge overstromingen kunnen veroorzaken met veel schade in een groot gebied. Een manier om een dergelijk systeem robuuster te maken is door de beschermingsniveaus te differentiëren. Hierdoor lopen minder kwetsbare gebieden als eerste onder en neemt de dreiging bij kwetsbaardere gebieden af. Een andere manier is door de dijken praktisch doorbraakvrij te maken. Plotselinge overstromingen worden hiermee vermeden en de gevolgen zijn kleiner, omdat er veel minder water tegelijk het gebied instroomt. Een combinatie van doorbraakvrije dijken met verschillende hoogtes is ook mogelijk en zal de robuustheid nog verder vergroten. Tot slot zijn maatregelen die de gevolgen beperken aan te bevelen voor een robuuster systeem, maar ze moeten dan wel de schade reduceren tot onder de herstelgrens.

Hoe ziet een robuuste zoetwatervoorziening eruit?

Systemen hebben een hoge weerstand tegen droogte als hun bergingscapaciteit groot is in verhouding tot de watervraag, bijvoorbeeld systemen met een groot waterreservoir. Een grote bergingscapaciteit betekent meestal ook een grote leveringszekerheid. Gevolgen van droogte hangen vooral samen met de absolute vraag. Als de vraag onder normale omstandigheden heel groot is, dan veroorzaakt een droogte veel schade. Robuustheid kan vergroot worden door de vraag structureel te verminderen en door kortetermijnmaatregelen of noodmaatregelen te plannen, zoals prioriteren tussen watervragers en tijdelijke aanvoer van water uit andere bronnen. Systemen waar landbouw veel water vraagt zijn gebaat bij diversiteit in gewassen.

Conclusie

Dit proefschrift heeft het begrip robuustheid toepasbaar gemaakt voor beleidsvorming op het gebied van overstromingen en droogte. Het biedt hiermee een nieuw perspectief voor het omgaan met extreme hoogwaters en langdurige droogte. Het robuustheidperspectief ondersteunt beleidsmakers in het verkennen van kleine-kans- gebeurtenissen en het overwegen of de gevolgen hiervan nog acceptabel zijn. Het kwantificeren van robuustheidscriteria is een middel om inzicht te krijgen in systeemeigenschappen die ervoor zorgen dat gevolgen beperkt blijven zodat onbeheersbare situaties worden voorkomen.


Dit artikel betreft de samenvatting van het proefschrift System Robustness Analysis in Support of Flood and Drought Risk. Het is goedgekeurd door Prof. ir. E. van Beek, Universiteit Twente (promotor), Dr. F. Klijn, Deltares (copromotor) en Dr. J.P. van der Sluijs, Universiteit Utrecht (copromotor). 

Het artikel is gepubliceerd met toestemming van de auteur. Het maakt onderdeel uit van het e-boek Publiek Risico; Essays.