Jan-Willem Boissevain, Logica en Jack Kruf, gemeente Roosendaal | 29 maart 2007, Rotterdam
Per 1 januari 2007 is de WMO van start gegaan. Iedereen bereidde zich voor op woedende burgers, enorme wachtlijsten en stapels bezwaarschriften. Maar niets van dat alles. Toch zijn de risico’s reëel. Misschien niet op korte termijn, maar op lange termijn neemt de vraag naar middelen en voorzieningen toe. Hoe bereiden de betrokken organisaties zich hierop voor?
In de Trouwzaal van het Rotterdamse stadhuis kwamen 29 maart vertegenwoordigers van de WMO-keten bij elkaar, van zorgaanbieder tot gemeente. Aan de hand van stellingen kwam een levendige discussie op gang over de kansen en risico’s van het nieuwe beleid.
Jetty Voermans is de gespreksleider van de avond. Als zelfstandig adviseur, voormalig projectleider WMO bij de VNG en sinds kort ook wethouder van de gemeente Zeevang, weet zij meer dan genoeg over de WMO. “Ik had verwacht dat de telefoons roodgloeiend zouden zijn, de kranten vol met de WMO, maar dat is uitgebleven”, concludeert Voermans over de media-aandacht over de WMO.
Daar is Yvonne Frank, directeur Maatschappelijke Dienstverlening van de Rotterdamse Dienst SoZaWe (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) het niet mee eens. “Zeker de Rotterdamse kranten niet gezien”, zegt ze. Ook de andere aanwezige gemeenten knikken instemmend: van radiostilte rond de WMO is lokaal geen sprake.
Kwaliteit zorg
De WMO baart zorgen, blijkt uit de zaal. Zo maakt wethouder Kees Jongmans van de gemeente Roosendaal zich zorgen om onrustgevoelens bij zijn inwoners. “Ze hebben nu al het gevoel dat het niveau van zorg is afgenomen. Dat terwijl we nu bezig zijn ons beleid vast te stellen. De echte invoering van de WMO heeft de burger van Roosendaal nog niet kunnen ervaren.”
Yvonne Frank van Rotterdam haakt daarop in: “In feite hebben de Rotterdammers ook nog niks gemerkt van de WMO. We hebben net de Europese Aanbestedingen gehad, wij zijn nog niet gestart met de werking. Toch is er een hoop onrust. Ik denk dat dit komt doordat gevolgen van de WMO niet uit te leggen is aan de burger. Ze vrezen nadelige gevolgen: bestaande cliënten zijn bang hun vaste hulpverlener kwijt te raken.” Kees Jongmans vult aan: “En voor de rest van de burgers is het een ‘ver van mijn bed’-verhaal.”
De beleving van zorg is gelijk aan 2006 volgens onderzoek van CAK-BZ. “Het verschil is de burger nog niet duidelijk”, zegt Ian Gerrard, stafmanager Relatiebeheer bij het Centrale Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten.
Volgens Kees Jongmans brengt de WMO juist verbeteringen voor de burger. “Bijvoorbeeld minder administratieve lasten.” Kees de Zeeuw, projectleider invoering WMO in West-Brabant, valt hem bij. “Ook de kwaliteit van de zorg kan verbeteren, doordat zorginstellingen nu zelf belang bij hebben hoe de zorg verloopt. Als gemeente controleer je of zij hun werk goed doen. Doen ze dat niet? Dan zijn er grote gevolgen.”
Europese Aanbestedingen
Eerst moeten zorginstellingen via Europese Aanbestedingen(EA) zorgen dat zij voor een gemeente het beleid mogen uitvoeren. Maar deze EA kunnen de relatie tussen gemeenten en zorginstellingen wel verslechteren. Dat merkte Ineke van Hofwegen, afdelingshoofd Individuele Aanvragen WMO van de gemeente Zwolle. “Net als Rotterdam verloor onze grootste zorgaanbieder in de regio de EA. Ze hebben ons toen voor de rechter gedaagd. Vervolgens moesten we opnieuw aanbesteden. Dat verbetert niet bepaald de relatie.”
In Rotterdam is de situatie anders. “Als gevolgd van de EA hebben we te maken met 3 gecontracteerde aanbieders die heel anders moeten gaan werken dan voorheen gebruikelijk was”, vertelt Frank van de Dienst SoZaWe. “Men dient in eerste instantie zelf te bepalen, dus zonder formele indicatie, of en zo ja hoeveel hulpverlening een klant nodig heeft. Natuurlijk, we controleren steekproefsgewijs. Zo lossen wij nu ook het wachtlijstprobleem van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) in Rotterdam op. En dat werkt. Vanaf 23 april kan elke Rotterdammer zelf kiezen bij welke door ons geselecteerde aanbieder zij aankloppen. Dan hebben ze binnen 48 uur zorg. De eerste weken mag de zorgaanbieder zelf bepalen hoeveel hulp nodig is. Daarna komen wij, als hulp langer dan 6 weken nodig blijkt te zijn, met een indicatie waarop de inzet wordt aangepast.”
“Door de EA kunnen we wel degelijk kosten besparen, namelijk door administratieve lasten terug te dringen”, zegt Kees Jongmans. “In Roosendaal hebben we nu één loket waaruit iemand al zijn zorg kan aanvragen, alles kan regelen. Dat gaat veel efficiënter.” Toch zijn de financiële risico’s van de WMO nog niet helemaal duidelijk. “Dat zien we pas over 4 à 5 jaar, als de WMO echt is ingevoerd”, zegt Kees de Zeeuw.
Civil society
Zeker is dat door de opkomende vergrijzing de vraag naar zorg toeneemt. Met lokale zorgloketten wordt de toegang tot zorg makkelijker. Maar door de afnemende beroepsbevolking en de stijgende zorgvraag kan de zorg in de problemen komen. De WMO legt de eerste verantwoordelijkheid bij de zogenaamde civil soceity. De aanwezigen zijn positief over de kansen van de civil society, waarbij vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties als bindmiddel voor de samenleving voor kostenbesparing en de nodige krachten kunnen zorgen.
“Ouderen blijven actiever, vergeleken met voorgaande generaties”, zegt Kees de Zeeuw. “Als we het voor hun als vrijwilligers aantrekkelijk maken om op een flexibele manier vrijwilligerswerk te doen, vangen we een hoop gaten op.” Anke Wiegmans sluit zich bij hem aan: “Er zijn voldoende burgerinitiatieven.” Ze noemt het Twentse begrip noarberschap, de traditionele burenhulp. “We moeten deze sociale netwerken faciliteren en goed op de kaart zetten. Dan kan die civil society haar werk blijven doen”, zegt het afdelingshoofd Publiekszaken van de gemeente Almelo.
“Ook in Zwolle is er duidelijk een vraag naar een buurtgemeenschap”, vertelt Ineke van Hofwegen. “Als gemeente moeten we dat ondersteunen. Belangrijk hierbij is dat we met alle zorgpartners samenwerken.”
Een risico is echter de toenemende individualisering. Er zijn stimulansen en arrangementen nodig om die tegen te gaan. LogicaCMG WMO-expert John Franssen noemt één van de terreinen waar die arrangementen mogelijk zijn. “Een stedenbouwkundige: door de stad anders in te delen, rem je het individualisme.”
Informatie-uitwisseling
Hoewel het landelijk stil blijft, kampen gemeenten wel degelijk met lokale kritiek op de WMO. Heldere communicatie speelt daarbij een sleutelrol. “Niet alleen naar de burger toe”, zegt Nelie Duijm, waarnemend directeur van Stichting Kwadraad. “We moeten met de verschillende partijen in gesprek blijven. We staan nu niet meer alleen, maar moeten intensief samenwerken om de kwaliteit van zorg in stand te houden.”
Volgens Yvonne Frank van de gemeente Rotterdam moeten gemeenten daarbij niet bang zijn de regierol op zich te nemen. “Durf op te komen voor jouw belangen. Hoe? Blijf met elkaar praten.”
“Maar praat ook onderling”, zegt Ian Gerrard van het CAK-BZ. “Want wat mij opvalt, is dat 450 gemeenten in Nederland niet samenwerken. Jullie hoeven niet zelf steeds het wiel uit te vinden. Deel ervaringen, wat ging goed? Wat ging slecht? Daar kan elke gemeente wat van opsteken.” En daar stemt iedereen mee in.
Wat is de WMO?
Sinds 2007 moeten gemeenten de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitvoeren. De WMO moet een samenhangend lokaal beleid worden op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en bijbehorende terreinen. Tekorten moeten gemeenten zelf aanvullen, daarom is kostenbeheersing belangrijk. Dat kan door de zorg flexibel te verstrekken en een grotere inzet van mantelzorgers en vrijwilligers.
Zelf debatteren?
Aan de hand van de volgende stellingen discussieerden de aanwezigen tijdens het Ronde Tafelgesprek:
- De gemeenten hebben de WMO uitstekend ingevoerd. Financiële risico’s zijn goed afgedekt en het niveau van de zorg is op peil gebleven.
- Het toewijzen van zorg door de leveranciers zelf (thuiszorginstellingen) kost de gemeente geld.
- Marktwerking verstoort de ketenaanpak en vormt een belemmering voor goede informatie-uitwisseling.
- De gemeenten zijn in staat om de ‘civil society’ een krachtige impuls te geven.
Noot
Op 18 april 2007 vindt een grote demonstratie plaats in Den Haag. Zo’n 750 mensen die in de thuiszorg en huishoudelijke verzorging werken protesteerden tegen de veranderingen in de zorg, waaronder de WMO.